Van de koele meren des doods
Primaire gegevens
Frederik van Eeden
Van de koele meren des doods
Versluys, 1900, Zevenbergen
Samenvatting
1. Hedwig Marga de Fontayne, kind van welgestelde ouders, is erg gevoelig voor indrukken en stemmingswisselingen. Op stille winterdagen overvalt haar soms een gevoel van onlust over de saaiheid van haar omgeving. Bij haar rustige, harmonische moeder voelt ze zich wel veilig en gelukkig. Ze houdt ook wel van haar vader.
II. 's Winters woont het gezin in de stad, 's zomers op het buitenhuis Merwestee. Hedwig is graag alleen in de natuur. Ze heeft dan een vaag verlangen naar iets onbereikbaars. Op zo'n eenzaam moment - ze is dan bijna 12 - heeft ze voor het eerst een seksueel lustgevoel, als ze zich tegen een boomstam aandrukt. Het is een heel innig 'hartsgevoel', bijna een 'gebedsmoment'. Later maakt het haar treurig. Ze spreekt er niet over met moeder. In de winter is er een kinderbal. Muziek en dans brengen haar in een geluksroes. Daarna lijkt alles weer saai. Ze voelt zich moe.
III. De jongens vinden haar wel aardig; dat streelt haar toch wel. Ze is nu bijna 13 en heeft herhaaldelijk geluksdromen over het aanbreken van de lente na een lange winter. Ook over een jongen die haar naar een tuin brengt waar hij haar dood zal maken. Dat ondergaat ze als een verrukking. In de lente op Merwestee is er weer het geluk alleen te zijn in de natuur. Maar in de zomer wordt ze ernstig ziek: typhus. Ook haar moeder wordt ziek en sterft. Als Hedwig beter is, vertelt haar vader haar, dat moeder 'bij God' is.
IV. Ze wordt nu geobsedeerd door alles wat met dood en sterven te maken heeft. Vaak gaat ze naar moeders graf om met haar en God te spreken. Maar ze kan niet vatten, dat moeder tegelijk onder de grond en bij God is. Haar oudste zus vindt dit ziekelijk. Hedwig voelt zich eenzaam en onbegrepen. Haar vader laat de opvoeding over aan een huishoudster die Hedwig wulps en behaagziek noemt en haar het gevoel geeft slecht te zijn. Er komt een dominee om met haar te praten. Maar door zijn plichtmatig gepreek lijkt alles wat met God te maken heeft Hedwig banaal. Ze bidt niet meer en spreekt niet meer met haar moeder. Als een vriendinnetje zinspeelt op het vreemde, innige gevoel, lijkt ook dat maar banaal.
V. De volgende zomer logeert Hedwig bij voorname verwanten op het landgoed Zonheuvel. Ze past zich snel aan; dat geeft haar weer wat zelfvertrouwen. Ze kan nu ook weer bidden. Weer thuis wordt ze gedeprimeerd door de geestelijke aftakeling van haar vader. Ze zoekt afleiding in veel uitgaan en flirten. 's Nachts bevredigt ze zichzelf, voelt zich dan slecht en vraagt God of ze mag doodgaan. De huishoudster bespiedt en betrapt haar en gooit haar voor de voeten, dat ze nu nooit kinderen zal kunnen krijgen. Na een volgend conflict probeert Hedwig zich op haar kamer te verhangen.
VI. In de familie wordt de zelfmoordpoging doodgezwegen. Hedwig voelt zich weer wat beter. Na drie jaar is ze op Merwestee terug. Bij een bezoek aan moeders graf ontmoet ze Johan, een weesjongen uit haar stad. Johan wordt dodelijk verliefd op haar; voor Hedwig is het alleen maar een vlucht uit de naargeestigheid van haar bestaan.
VII. In augustus logeert Hedwig weer op Zonheuvel. Ze vergeet Johan. Haar neef Henri wordt verliefd op haar en zegt met haar te willen trouwen, zodra hij meerderjarig is. Hij geeft haar een ring. Hedwig realiseert zich, dat ze niet echt van hem houdt. Ze gaat terug naar Merwestee en stuurt de ring terug. Hedwigs vader drinkt steeds meer. Johan is teruggekeerd naar de stad. Hedwig bezoekt plaatsen waar ze met hem geweest is. Het is een mooie, stille herfst, die haar doet terugdenken aan het voorbije geluk van haar kindertijd.
VIII. In de winter gaat ze steeds meer naar feestjes en bals, maar voelt zich slecht en ongelukkig. Ze zoekt steun bij Leo, haar vriendin, een gezond en ongecompliceerd meisje, tegen wie Hedwig hoog opkijkt. Ze ontdekt, dat muziek haar iets te zeggen heeft. Op een concert hoort ze Schuberts lied 'Der Tod und das Mädchen'. Ze is hierdoor zo gegrepen, dat ze snikkend de zaal moet verlaten.
IX. Op een voorjaarsavond ontmoet Hedwig Johan. Hij is huisschilder geworden en ziet er slecht uit. Nu Hedwig hem zó terugziet, krijgt ze een schuldgevoel en wil iets goedmaken. Ze gaat zijn doodzieke zuster opzoeken. De stervende fascineert haar zo, dat ze wekenlang helemaal opgaat in de stervensbegeleiding. Maar daarna krijgt alles voor haar weer zijn oude aspect van saaiheid. Ze ziet de somberheid van de armoebuurt waar de stervende woonde. Speciaal een duffe, donkere knopenwinkel vervult haar met walging.
X. Johan verklaart haar zijn liefde. Hedwig beseft nu wat ze bij hem heeft aangericht. Ze durft hem niet duidelijk af te wijzen. Ze belooft hem te schrijven vanuit Merwestee. Daar voelt ze zich eenzaam met haar probleem. Aan haar vader, die nu helemaal aan de drank is, heeft ze niets. Leo komt haar opzoeken. Ze vertelt haar alles. Leo raadt haar aan niet te schrijven. Hedwig schrijft toch een afwijzende brief, maar niet duidelijk genoeg.
XI. Op een zondagochtend vindt Hedwig Johan slapend aan de rivierdijk. Hij is uit de stad komen lopen om haar te zien. Hij is uitgeput; Hedwig verzorgt hem. Over de brief spreken ze niet. 's Nachts droomt Hedwig, dat ze een knappe, onbekende man, haar beste vriend, verpleegt. Ze wordt uitgenodigd op studentenfeesten in Leiden. Bij een maskerade ontmoet ze de rechtenstudent Gerard Wijbrands, vermomd als ridder Frank van Naaldwijk. Hedwig ziet in hem de ideale ridderlijke man, Gerard in haar de ideale kuise vrouw. Hij vraagt haar ten huwelijk; Hedwig stemt toe.
XII. Gerards 'ridderlijkheid' heeft een tragische achtergrond. Een kindermeisje heeft hem als achtjarige 'het kwaad der knapen' geleerd, dat hij argeloos is blijven bedrijven, tot hij op zijn vijftiende jaar een boek las dat hem bang maakte voor de 'gevolgen'. Daarna heeft hij resoluut de seksualiteit uit zijn leven gebannen. Zo zoeken Gerard en Hedwig beiden in hun partner de pure 'geestelijke' liefde, uit angst voor de lichamelijke liefde.
XIII. Hedwig en Gerard zijn verloofd. Op een wandeling door de stad komen ze Johan tegen, die Hedwigs groet negeert. Een tijdje later krijgt ze een grof beledigende brief van hem. Ze gaat hem om uitleg vragen, maar hij negeert haar. Hedwig vraagt Gerard met Johan te praten; ook dat haalt niets uit. Later hangt er voor het raam van een boekwinkel een pasteltekening van een sphinx met een bloederig mensenlijf in haar klauwen. De sphinx heeft Hedwigs gelaatstrekken. Deze beseft nu, boe diep ze Johan gekwetst moet hebben, dat hij die zo veel van haar hield, haar zo is gaan haten.
XIV. In mei, twee maanden na haar negentiende verjaardag, trouwt Hedwig. Op huwelijksreis door Duitsland hebben Gerard en Hedwig geen gemeenschap met elkaar. Hedwig is teleurgesteld en wordt depressief. Ze raadplegen een dokter, die Gerard wijst op wat Hedwig bij hem mist. De 'beredeneerde proefneming' (p. 126) die Gerard daarop onderneemt, wordt een mislukking.
XV. Terug in Nederland, gaat Hedwig gebukt onder de eentonigheid van haar nieuwe bestaan. In een weekblad leest ze een beschouwing over Johan als toekomstig groot kunstenaar. Daardoor lijkt haar eigen leven nog troostelozer. Ze gaat naar Merwestee. Daar krijgt ze een briefje van Johan: 'Wil je onze laatste wandeling nog eens overdoen? Dan zal ik je je zin geven.' 's Nachts droomt ze dat hij in haar kamer is. De volgende dag vindt ze hem op de afgesproken plaats: hij heeft zich met een pistool van het leven beroofd. In zijn hand houdt hij een briefje: 'Nu heb je dan je zin.'
XVI. Hedwig tracht vergeefs rust te vinden in gebed. Ze komt in de verleiding zichzelf ook te doden. Ze overwint die neiging door haar kennismaking met het daglonersgezin Harmsen, waar een kind geboren is. Ze neemt de zorg voor het kind op zich en vindt daarin
voldoening.
XVII. Aan het einde van de zomer wordt Merwestee verkocht, wat Hedwig heel erg vindt. Gerard koopt daarom Harmsens hoeve voor haar. In de herfst weer in de stad, wordt Hedwig opnieuw depressief en verlangt naar de dood. Gerard denkt dat het moederschap haar zal genezen. Hij overwint zijn schroom en weerzin en heeft weer gemeenschap met haar. Maar het kunstmatige daarvan boezemt Hedwig afkeer in. Diverse doktoren worden geraadpleegd.
XVIII. De man van Leo, een huisarts, raadt haar aan een tijd van Gerard gescheiden te leven. Ze gaat naar een badplaats aan de Noordzee. Daar ontmoet ze Ritsaard, een vriend van haar broer, die een beroemd pianist is geworden. Ritsaard leeft helemaal voor zijn kunst en laat zich aan niemand wat gelegen liggen.
XIX. Hedwig en Ritsaard worden verliefd op elkaar. Voor het eerst in haar leven heeft Hedwig een geluksgevoel dat niet voorbijgaat. Het lijkt op het 'hartsgevoel' uit haar kindertijd. Ze schrijft Gerard, dat ze onder invloed van Ritsaard geneest. Gerard haalt Ritsaard, die op tournee wil gaan, over om zijn reis uit te stellen.
XX. Ritsaard keert terug naar de badplaats. Hij speelt voor Hedwig haar lievelingscomponisten; de muziek schept een band tussen hen. Ritsaard, de amoralist, komt onder de indruk van Hedwigs morele opvattingen, maar Hedwig begint ook lichamelijk naar hem te verlangen. Ritsaard ziet dit als een natuurlijke ontwikkeling in hun relatie en komt op een nacht in haar kamer. Maar Hedwig stuurt hem weg, keert terug naar huis en schrijft hem af.
XXI. Ritsaard gaat op tournee; Hedwig wordt weer ziek. Als Ritsaard terug is, neemt hij contact met haar op. Hij woont bij de kunstenaar Joob. Hedwig maakt kennis met Joob. Die noemt haar 'Hedwig de Sphinx' en geeft haar zijn mening over haar houding ten opzichte van Johan. Ritsaard komt nu geregeld bij Gerard en Hedwig aan huis. Na een concert denkt hij, dat Hedwig zich aan hem wil geven. Hij omhelst haar, maar ze loopt diep beledigd weg.
XXII. Ritsaard en Hedwig leggen het weer bij. Hedwig heeft een gesprek met Joob, die haar depressies verklaart uit het feit dat ze, als vrouw uit de bezittende klasse, niets om handen heeft. Joobs inzichten zijn voor Hedwig een openbaring. Onder zijn invloed ontstaat bij haar het verlangen en de durf om van het leven te genieten. Ze geeft zich nu aan Ritsaard.
XXIII. Ze vraagt Joob om raad, maar deze geeft haar te verstaan, dat ze zelf een keuze moet maken. Ze besluit met Ritsaard te breken en bij Gerard te blijven. Ze schrijft Ritsaard een brief en bekent Gerard dat ze Ritsaards minnares is geweest. Als Gerard dreigt Ritsaard te zullen doden, snijdt ze zich in het bad de polsen door. Gerard vindt haar. Als ze buiten gevaar is, verlaat hij het huis, met achterlating van een briefje waarin hij Ritsaard en Hedwig sommeert het huis te verlaten. Ze gaan nu naar Londen.
XXIV. Hedwig heeft wroeging over haar overspel. Ze is uiterst kwetsbaar en lijdt soms onder de egocentrische houding van Ritsaard. Wel geniet ze van de schittering van het leven in een wereldstad. Maar na een paar weken is de glans er af. Het is herfst: de adel gaat naar buiten om te jagen. Ritsaard wordt uitgenodigd om recitals te geven op een hertogelijk kasteel. Hedwig heeft vaak ruzie met hem. Ze maakt kennis met lady Clara, de dochter van de hertog.
XXV. Ze vertelt Clara alles over haar huwelijk met Gerard en haar verhouding met Ritsaard. De volgende dag krijgen ze het verzoek zo spoedig mogelijk te vertrekken. Ritsaard, bekend met de conventionele moraal van de Engelsen, had dit wel verwacht. Hij huurt een huisje aan de zuidkust. Hedwig is in verwachting. Ritsaard laat haar soms wekenlang alleen, ook in maart als Charlotte wordt geboren. Het is een zwak kindje, dat nog geen maand leeft.
XXVI. Na Charlotte's dood wordt Hedwig psychotisch. Ze wil naar Ritsaard en stopt het lijkje in een koffertje. Vanuit Londen ontvoeren dieven haar naar Calais, waar ze haar met een treinkaartje Parijs achterlaten, beroofd van haar geld en haar koffertje. In Parijs wordt ze naar een inrichting gebracht. De arts die haar behandelt, interesseert zich voor haar. Na zes weken treedt herstel in.
XXVII. Als zij uit de inrichting ontslagen wordt, biedt de arts haar aan bij hem te komen wonen. Ze wordt zijn minnares, maar wroeging hierover maakt haar neerslachtig. De arts geeft haar morfine, huurt een kamer voor haar en zorgt voor werk. Ze raakt verslaafd aan morfine en komt zo tot prostitutie. Om zich moreel staande te houden begint ze met het bijhouden van een dagboek.
XXVIII. Dit hoofdstuk bestaat grotendeels uit dagboekfragmenten, gedateerd 26 september 1880 t/m 23 februari 1881. Hedwigs lichamelijke verzwakking gaat gepaard met een verinnerlijking van haar geestelijk leven. Ze wordt ten slotte opgenomen in het Hôpital Saint-Jean, waar zuster Paula haar helpt af te kicken.
XXVIX. Na een week beginnen de onthoudingsverschijnselen te bedaren. Zuster Paula helpt haar haar neiging tot zelfvernietiging om te zetten in een leven dat gericht is op God.
XXX. Hedwig wordt ontslagen uit het hospitaal. Zuster Paula geeft haar een boekje mee met spreuken uit de bijbel en uit mystieke geschriften. Hedwig wil naar Holland terug. Ze schrijft Gerard en vraagt hem, of ze bij hem terug mag komen. Ze krijgt het verzoek terug hem niet meer te schrijven. Maar in de brief zit ook een briefje van duizend gulden.
XXXI. Ze ontloopt Ritsaard, die haar eindelijk heeft weten op te sporen, neemt afscheid van zuster Paula en vertrekt naar Holland. Daar brengt ze een bezoek aan Joob. Ze vraagt hem Ritsaard te zeggen, dat ze nooit van hem los zal komen, maar dat ze hem niet meer wil ontmoeten. Ze trekt in bij het gezin Harmsen, op haar eigen hoeve. Ze helpt mee in de huishouding en gaat zieken bezoeken.
XXXll. Zo leeft ze nog zeven jaren, met zichzelf en God verzoend. In november 1888 sterft ze, in haar drieëndertigste levensjaar, aan de gevolgen van een longontsteking. Ze wordt begraven op het kale kerkhofje waar ook de graven zijn van haar moeder en van Johan.
3. DE VERDIEPING
3.1 Compositie en tijdsverloop
Het verhaal wordt chronologisch verteld en speelt zich af rond 1850 tot 1890
3.2 Ruimte
In de eerste 16 hoofdstukken heeft het verhaal zich afwisselend in de stad en op het platteland afgespeeld. Hedwigs familie, die welgesteld is, woont immers 's winters in de stad en 's zomers op het buitengoed Merwestee. Tot aan haar huwelijk is dit ritme min of meer bepalend voor Hedwigs leven. Hoofdstuk II begint met de zin:
Maar Hedwigs leven had twee vormen, die afwisselden met de seizoenen en ook in haar voorstelling scherp gescheiden waren, als de zomer van de winter. (p. 14) Voor Hedwig bracht dit zomerleven zulk een machtige en diepe ommekeer, telken jare, dat het haar scheen of zij twee levens leidde, ja! twee wezens was. Die vreemde dorheid, die alle gedachte aan haar stadsleven vergiftigde, ontbloeide buiten tot een uiterst zoete, maar bijna van lieflijkheid scherpe weemoed. (p. 15)
Door de hele roman heen wordt het buitenleven voorgesteld als 'natuurlijker' en daardoor meer bevorderlijk voor het lichamelijk en geestelijk welzijn dan het leven in de stad. Vanaf hoofdstuk XVII is het ritme van afwisselend in de stad en buiten wonen in Hedwigs leven verbroken.
Het dieptepunt van geestelijke en sociale ellende komt voor haar in de grote stad Parijs. Na haar 'bekering' vindt Hedwig weer geborgenheid op het platteland, in de eenvoudige hoeve van het gezin Harmsen
3.3 De wijze van vertellen
Van Eeden heeft in VKM gebruik gemaakt van de zogenaamde auctoriële vertelwijze. Hij bekijkt hierbij vanuit de buitenkant naar de hoofdpersoon. In dit boek analyseert hij en neemt hij zelfs een ethische standpunt in oer het gedrag van Hedwig.
Een voorbeeld daarvan vinden we op p. 24. waar de verteller over Hedwig zegt:
“Zij zag als kind het tijdelijke en meest vergankelijke eerst en hield dat voor het waarachtigst, maar later zag zij het meer blijvende en tijdeloze, dat er even goed was geweest, beter voor wat het was, haar meest werkelijke leven.”
3.4 Thema
Themas in het boek zijn:
Doodsverlangens, psychosen, liefde, vrouwenleven, godsdienst, dood, seksualiteit, natuur
3.5. Personages
Hedwig
Aan het begin van hoofdstuk I wordt Hedwig gekarakteriseerd als 'een Hollandse vrouw, maar met bloed in zich van uitheemse voorouders.' Door het laatste wordt gesuggereerd, dat er in haar temperament een tegenstelling is, waardoor ze niet helemaal past in haar milieu van welgestelde burgers in een Hollandse provinciestad. In dat eerste hoofdstuk wordt ook sterk de nadruk gelegd op haar grote sensitiviteit (gevoeligheid voor zintuiglijke indrukken). Daardoor staat ze enerzijds bloot aan de invloed van negatieve indrukken. Zo is ze overgevoelig voor de saaie doodsheid van het alledaagse burgerlijke bestaan. Aan de andere kant maakt diezelfde sensitiviteit haar ontvankelijk voor extatische, religieuze ervaringen, die ze zelf 'gebedsmomenten' noemt (p. 18). Ook heeft ze soms 'kortstondige tijden van inzich-gekeerdheid, waarin het was, alsof ze diep, diep in zichzelve zag, op onbegrijpelijke en beklemmende wijze' (p. 10). Vanaf haar twaalfde jaar gaan deze extatische ervaringen gepaard met seksuele lustgevoelens, die haar in verwarring brengen. Zij durft hierover ook niet met haar moeder te praten, zodat ze er alleen mee blijft zitten. Later geven de reacties van de huishoudster, die haar bespiedt als zij zichzelf bevredigt, haar het gevoel slecht en schuldig te zijn. Daardoor zal seksualiteit voor Hedwig altijd een met schuld- en zondebesef geladen begrip blijven.
Door de voortdurende stemmingswisselingen is het geestelijk evenwicht van Hedwig erg wankel. Toch ontkent Van Eeden in zijn voorwoord bij de 2e druk, dat zij een ziekelijke aanleg zou hebben. 'Wel is zij', zo zegt hij, 'door uiterst fijne en edele bewerktuiging veel meer aan schadelijke invloeden blootgesteld, dan de grove, gemiddelde mens' (p. 5-6).
Hedwigs moeder
In het karakter van Hedwigs moeder zijn twee elementen tot een harmonische eenheid versmolten: 'fijne bewerktuiging' (fijngevoeligheid) en 'kalmte en evenwicht des gemoeds' (p. 11). Beide eigenschappen worden door Van Eeden genoemd als 'eigen aan de afkomelinge van zuiver edelgehouden geslacht' (p. 11). Bij deze moeder vindt Hedwig 'het grote, veilige thuisgevoel' (p. 11). De heilzame invloed van de moeder bindt het hele gezin tot een 'liefde-warme eenheid' (p. 12). Hedwigs liefde voor haar moeder is 'als een ding dat één was met haar wezen, te groot en te eigen om beseft te worden' (p. 14). Als de moeder sterft, is het dan ook, alsof er een deel van Hedwigs eigen wezen sterft. Als vader haar vertelt, dat moeder 'bij God' is, ervaart Hedwig dat als een 'verbazende en heuglijke gebeurtenis, die glans bracht over 't ganse huis en gezin' (p. 28). Maar als ze later moeders afwezigheid aan den lijve ervaart, is ze ontroostbaar. Van dan af begint al wat met dood en sterven te maken heeft een grote aantrekkingskracht op haar uit te oefenen (p. 29).
Gerard
Hedwig ziet Gerard voor het eerst, als hij een rol speelt in een maskerade als ridder Frank van Naaldwijk. Gerard is ook in de werkelijkheid van zijn bestaan iemand met een masker voor. Uiterlijk is hij een mannelijke, sportieve figuur, hoffelijk en beheerst. Maar achter dat uiterlijk gaat een persoonlijkheid schuil, wiens emotionele leven door een traumatische jeugdervaring blijvend geschaad is. Een kindermeisje heeft de achtjarige Gerard 'het kwaad der knapen' geleerd, dat hij argeloos is blijven bedrijven, tot hij een boek las waarin de 'fatale' gevolgen van dit kwaad werden beschreven. Hierdoor geschokt, heeft Gerard met grote wilskracht zijn fout overwonnen. Maar het gevolg is, dat hij een 'ongezonde afkeer' van seksualiteit heeft gekregen. Alleen een zuiver platonische liefde tussen man en vrouw is in zijn ogen gerechtvaardigd. Hedwig, die wél een sterke seksuele behoefte heeft, maar deze behoefte uit schuldgevoel heeft leren onderdukken, ziet in Gerard de ideale, opofferende, hoofse ridder. Maar eenmaal getrouwd, kan zij zich niet lang gelukkig voelen in de platonische verhouding met haar man. En Gerard kan haar niet gelukkig maken door zijn ingestudeerde pogingen om aan zijn 'huwelijksplichten' te voldoen.
3.5. Titel, ondertitel en motto
Ondertitel
Dit boek heeft geen ondertitel
Motto
Het motto luidt als volgt: 'de geschiedenis van een vrouw. Hoe zij zocht de koele meren des Doods, waar verlossing is, en hoe zij die vond.'
Omdat het niet duidelijk af te leiden is uit het motto wat zij ‘vindt’, verlossing of de koele meren des Doods kan het verwijzen naar 2 dingen:
De koele meren des Doods als in de stilte en rust en haar reis uiteindelijk leidt tot deze rust of het verwijst naar een psalm uit de bijbel: 'stille wateren' wat betekent dat het verwijst naar haar geloof in God, en dat zij uiteindelijk niet meer naar de koele meren van de dood zoekt
Ansichtkaart aan Ritsaard (keuzeopdracht)
Harmsen
Hallo Ritsaard,
Met mij, Hedwig.
Ik heb je al jaren niet gesproken, omdat ik dat niet kon, maar ik vaar richting het einde. Ik heb een longontsteking en voel de kou van de koele meren des doods binnen vloeien. De reden waarom ik dit schrijf is omdat ik mezelf heb gevonden. Ik realiseer me waar mijn misstappen waren en ik zoek verzoening. Ik schrijf jou omdat ik iets kwijt wil zodat ik zonder gemiste woorden kan sterven.
Ik hoop uit het diepste van mijn hart dat je het mij niet kwalijk neemt dat ik al die jaren geleden zo naïef was om te denkend at ik mijn verhaal kwijt kon aan Clara. Ik realiseer me nu dat de gevolgen van die foute beslissing enorm waren. Voor jou een gemiste kans op een carrière, voor ons een scheiding van onze wegen.
In mijn oude jaren heb ik mezelf gevonden en leef ik niet meer het leven dat mij is aangepraat. Ik zou alles doen om ons beginpunt te verzetten naar nu, wanneer ik je opnieuw zou kunnen leren kennen, bewonderen en van je houden zonder dat mijn tekorten leiden tot een onvermijdelijk tragisch einde, zoals al mijn relaties. Ik geloof dat ik met mijn ziel van jou hield, maar mijn ziel heb ik nu pas gevonden. Je hebt me ongelooflijk veel gebracht en ik wens je al het geluk van de wereld.
Met heel veel liefde,
Hedwig

Maak jouw eigen website met JouwWeb